De WIA is in 2005 ingevoerd als opvolger van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De WIA is een werknemersverzekering voor langdurig arbeidsongeschikten. Als een verzekerde langer dan 104 weken arbeidsongeschikt is, dan heeft diegene recht op een WIA-uitkering. De WIA bestaat uit twee regelingen: de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) en de IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten).
Om te bepalen of een verzekerde recht heeft op een WIA-uitkering en welke uitkering dat zou zijn, voert het UWV een keuring uit. Deze keuring bestaat uit een gesprek met een verzekeringsarts van het UWV en, indien nodig, een gesprek met een arbeidsdeskundige. Als de verzekeringsarts oordeelt dat de verzekerde nu en in de toekomst geen enkele benutbare mogelijkheid heeft om te werken, volgt er geen gesprek met de arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige bepalen het arbeidsongeschiktheidspercentage. Op basis van dit percentage bepaalt het UWV of er recht is op een WIA-uitkering en zo ja, welke uitkering.
Als uit de WIA-keuring blijkt dat de verzekerde minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft de verzekerde geen recht op een WIA-uitkering.
Als uit de keuring blijkt dat de verzekerde tussen de 35% en 80% arbeidsongeschikt is, heeft de verzekerde recht op een WGA-uitkering. De WGA-uitkering bestaat uit drie soorten:
De kosten voor de WGA-uitkering komen voor rekening van de werkgever. Dit kan via een WGA-premie (onderdeel van de gedifferentieerde premie Whk) of doordat de werkgever eigenrisicodrager is en de kosten zelf draagt.
Als uit de WIA-keuring blijkt dat de verzekerde meer dan 80% arbeidsongeschikt is en geen kans meer heeft op herstel (duurzaam arbeidsongeschikt), dan heeft de verzekerde recht op een IVA-uitkering. De verzekerde is in dit geval volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. De kosten voor de IVA-uitkering worden betaald uit het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) en komen dus niet voor rekening van de werkgever.
De WIA-uitkering moet in week 93 van de ziekmelding, uiterlijk elf weken voor het einde van de wachttijd van 104 weken, worden aangevraagd. Bij de aanvraag moet het re-integratieverslag vanuit de Wet verbetering poortwachter worden aangeleverd. Als ruim voor het einde van de wachttijd (week 3 t/m week 68) duidelijk is dat het om een IVA-situatie gaat, kan de IVA ook vervroegd worden aangevraagd. De verzekerde moet dit zelf aanvragen en de aanvraag moet duidelijk onderbouwd zijn.