WW-premie
Tot en met 2019 waren werkgevers verplicht om een sectorpremie af te dragen. De hoogte van de sectorpremie was hierbij afhankelijk van het werkloosheidsrisico in de betreffende bedrijfs- of beroepssector.
De Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) is in 2019 aanvaard. Met ingang van 1 januari 2020 zijn de meeste onderdelen uit deze Wet van kracht waaronder de premiedifferentatie WW. De hoogte van de premie is hiermee niet langer afhankelijk van de werkloosheid in de sector (sectorpremie) maar van de aard van het contract.
Vanaf 1 januari 2020 zijn er twee verschillende premiepercentages van toepassing, namelijk: een lage AWf-premie en een hoge AWf-premie. Jaarlijks worden de nieuwe premiepercentages gepubliceerd in de Staatscourant. Vanaf 1 januari 2023 bedraagt de lage premie 2,64% en de hoge premie 7,64%.
De lage premie mag worden toegepast als de hoofdregel kan worden gevolgd. Deze is van toepassing als voldaan wordt aan de volgende 3 voorwaarden:
- De werknemer heeft een arbeidscontract voor onbepaalde tijd;
- Het contract is schriftelijk vastgelegd;
- Er is geen sprake van een oproepovereenkomst.
Er zijn een aantal uitzonderingen waaruit de werkgever altijd de lage premie mag betalen. Namelijk in de onderstaande situaties:
- De werknemer is jonger dan 21 jaar en is in het aangiftetijdvak van 4 weken maximaal 48 uren verloond. In een aangiftetijdvak van een kalendermaand mag de medewerker maximaal 52 uren verloond zijn. Het is niet van belang of er een arbeidsovereenkomst is gesloten voor bepaalde of onbepaalde tijd en of er sprake is van een oproepovereenkomst.
- De werknemer leerling die de beroepsbegeleidende leerweg volgt (BBL) en conform praktijkovereenkomst bij de werkgever werkt.
- Indien de werkgevers namens het UWV de werknemer een uitkering (door) betaald.